Het landschap in een passepartout

Hij zag het landschap van Fryslân tijdens zijn leven veranderen en het ging hem aan het hart. Kunstenaar Sjoerd de Vries (1941 – 2020) doorkruiste het te voet en per trein en kende het als zijn broekzak. Hij schilderde de wuivende rietkragen, het sexuele landschap nabij het Van Panhuyskanaal, de draai in de Zwette, want zo zei hij: als je het bij de achterdeur niet vindt, dan vind je het nergens. Geboren in Oudehaske, zijn ouderlijk huis stond aan de Haskerdyk, keek hij als kind al graag uit het raam in de keuken, dat uitzicht bood op Terhorne, de hele Haskerveenpolder over. Zijn eerste confrontatie met het landschap: ‘het landschap als in een passepartout.’

Een gave. Zo noemde de Vries zijn kunstenaarschap. ,,Een gereformeerde boer, die vroeger bij ons op bezoek was, zag me eens met mijn vinger tekenen op de beslagen ramen van ons huis in Oudehaske. Het was als schaatsen. Moet je eens kijken wat Sjoerd tekent, hij heeft een gave, zei hij.  De woorden van die man ben ik nooit vergeten. Ik was een peuter, zat nog niet op school. Als kind tekende ik met stukken dakpan op de weg. Het moest. Ik ben geboren als kunstschilder. Het wordt door buitenstaanders vaak bekeken als een afwijking, kunst wordt daar ook vaak voor versleten. Hooguit 2 procent van de mensheid begrijpt waar je mee bezig bent. Dat levert veel teleurstellingen op, maar ik moet positief blijven.’’

In de bibliotheek van Heerenveen ontwikkelde hij zich op intellectueel gebied. Hij was er geregeld te vinden om zich te verdiepen in boeken over grote schilders. Van Gogh was zijn grote voorbeeld maar hij werd ook gegrepen door middeleeuwse portretten. ,,Die schilders waren niet met kunst bezig, maar probeerden zaken aanschouwelijk te maken.’’ Al op jonge leeftijd wist hij dat zijn kunstenaarsschap onontkoombaar was. Hij offerde er zelfs zijn veelbelovende sportcarrière voor op. Sjoerd was Fries kampioen hardlopen en kon goed schaatsen. ,,Mijn jeugdfrustratie’’, noemde hij het. Daarnaast was er de alles verscheurende twijfel of hij het technisch wel zou kunnen.

Toen Boele Bregman en Thom Mercuur in de jaren vijftig zijn pad kruisten en zijn werk serieus namen, groeide zijn zelfvertrouwen. ,,Met die waardering kon ik mijn wankele leven volhouden. Kunstenaars hebben altijd wel gezien dat ik het kon. Hoe erg ik er in mijn slechte tijd ook aan toe was, bij hen kon ik aankloppen.’’ In diezelfde tijd ontstond ook de droom van een eigen museum. Daarin kon het werk van Bregman en de Vries een plek krijgen en Thom fungeren als directeur. Zo hadden de vrienden het bedacht. Die droom kwam uit in 2004 toen Museum Belvédère in Oranjewoud haar deuren opende. Sjoerd de Vries was één van de Friese schilders die er een vaste thuishaven vond.

Leeuwarden

In 1963 verkaste Sjoerd naar Leeuwarden, na zijn eerste succesvolle solotentoonstelling in Kunstzaal van Hulsen in Leeuwarden. In 1967 exposeerde hij bij zijn vriend Thom Mercuur, die intussen een galerie had aan de Rotonde in Heerenveen. Mercuur was eveneens de drijvende kracht achter tentoonstellingen in het Fries Museum, Singer Museum in Laren, het Gemeentemuseum in Arnhem en in Den Haag. Het werk van de Vries was ook met regelmaat te zien in het Tripgemaal in Gersloot, vanaf 1988 de thuisbasis van Mercuur.

Tegelijkertijd was Leeuwarden ook de stad waar zijn, in opdracht voor de BKR, geschilderde portret van burgemeester Van der Meulen in de ban werd gedaan. Een zwarte bladzijde in het leven van de kunstenaar, die zich aangetast voelde in zijn integriteit als schilder en daar een blijvend litteken aan overhield. Privé-problemen en depressies waren er de oorzaak van dat de drank achttien jaar lang zijn leven beheerste. Depressie is een ziekte. het enige middel om te kalmeren was de drank. Dat zei de Vries over die donkere periode in het boek Heimwee naar de toekomst van Susan van den Berg, dat in 2016 verscheen. Het leven van ‘’een wijntje en trijntje’’ zoals De Vries het zelf omschreef nam een aanvang en leidde bijna tot zijn ondergang. Een periode van totaal doorgedraaide emotie. Toch werkte hij, zo goed en zo kwaad als het ging, door.

Hij was totaal de weg kwijt, zwierf in die tijd van het ene adres naar het andere en kwam in de zomer van 1990 tenslotte in ziekenhuis De Tjongerschans in Heerenveen terecht. Drie dagen na de opname begon hij alweer te tekenen. Dat was de aanzet tot zijn ziekenhuistekeningen, waarbij hij werkte op statusformulieren van het ziekenhuis en de papieren op elkaar plakte om reliëf te creëren. Alle vier de series werden verkocht. In november van dat jaar betrok bij op de bovenste verdieping van de Muntflat, een woning die als atelier diende, en waar hij sindsdien elke dag vanuit Leeuwarden naar toe reisde. Het begin van een nieuwe tijd zonder alcohol en met een duidelijke structuur. Aan die vaste dagindeling hield hij zich strikt. ,,Ook op zon- en feestdagen’’.

Biljarten

De biljartsport maakte daar deel van uit. Iedere dag speelde hij rond het middaguur in Snooker- en Poolcentrum aan het Burgemeester Kuperusplein. Zelfs toen zijn gezondheid achteruit ging, bleef hij vol toewijding de keu hanteren, al erkende hij er soms wel depressief van te worden, omdat het zo slecht ging. Biljarten hou ik vol. Hoe zwakker ik word, hoe minder snelheid in de stoot, hoe minder meters. Ik zet mezelf met het biljarten op een voetstuk. Ik speel dat op hoog niveau, het is een wonderlijk spel dat ik alleen speel.

Het landschap dat hij iedere dag vanuit de trein aanschouwde, veranderde in de loop van zijn leven. ,,Ik reis dagelijks met de trein van Leeuwarden naar Heerenveen en heb het zien gebeuren. Ik hield het allemaal bij in een dagboek en ben er dus in getraind.  De boeren hebben de weilanden als voetbalvelden behandeld, alle greppels zijn radicaal dicht gewalst. De weidevogels leefden er, omdat ze in die greppels beschutting vonden en voldoende voedsel.’’

Tijdens zijn leven heeft het landschap intensief onderzocht, door lange wandelingen te maken door de Friese buitengebieden. Eind jaren zeventig deed hij dat met zijn verkering de journaliste Gryt van Duinen. ,,Ik had de kennis van de geologie, zij van de historie. Het was een van de grootste liefdes uit de moderne geschiedenis. Wij vormden een perfect team, maar Gryt was een boerendochter en ja, daar krijg je het op den duur altijd mee aan de stok.’’

In de jaren negentig trok hij er met zijn geliefde Dalinda Haantjes, moeder van zijn dochter Sjorsje, op uit. Dat onderzoek beperkte zich niet alleen meer tot Friesland maar het stel trok het hele land door. ,,Ik herkende Mondriaan in het landschap en zag elementen van de Haagse school, maar het mooist was de Overijsselse Vecht. Het was oer-Hollands … ik voelde me Paulus Potter’’, vertelde Sjoerd aan Susan van den Berg.

Sjoerd was een buitenmens, hij kon niet zonder die wijde vergezichten. ,,Binnenshuis zijn is problematisch voor mij. Ik moet verten zien anders word ik claustrofobisch. De landschappen die ik elke dag zie, reconstrueer ik. Ik maak uit al die mogelijkheden, al die impressies, mijn eigen landschap.’’ Ook zijn portretten zag hij als landschappen. ,,Er is geen verschil tussen de menselijke natuur of de natuur van het landschap. Beide willen doorgrond worden.’’

Verreweg de meeste werken van De Vries zijn vervaardigd op oude boekbandjes, het materiaal dat hij aan het eind van de jaren zestig ontdekte als iets waar hij niet alleen óp, maar ook ín kon werken. Het kerven in het karton creëerde, zowel letterlijk als figuurlijk, een extra verdieping. Met verhitting, frottage, bleekmiddel, schuursponsjes en pigmenten experimenteerde hij net zo lang tot het gewenste resultaat was bereikt. Krassen-snijden-schrappen-schuren in gelaagd karton. Voor mij moet het ogen zoals een gedicht klinkt.

Rietkragen

Zijn eerste rietkragen schilderde hij in 1975. Een zomer lang leefde hij in De Deelen. ,,Ik heb er het landschap van mijn kinderjaren teruggevonden en het vervulde mij met trots dat ik een nieuwe weg had gevonden in de kunst.’’ Dat Thom Mercuur zijn universele landschappen Deelen-landschappen noemde, nam hij voor lief. Tenslotte was het diezelfde Thom, die hem opving tijdens zijn depressieve donkere periode. Hij bivakkeerde er, meer dood dan levend, in een tentje in de tuin. Een vriend voor het leven.

Mijn landschappen heb ik nooit de Deelen genoemd. Dat is Thom zijn werk, die heeft ze zich helemaal toegeëigend. Het blijven voor mij universele landschappen. Een enkele keer komen mensfiguren in mijn werk voor. Daar was ik me terdege bewust van. Ik heb het dus wel geprobeerd maar het is een verloren onderwerp. Een mens hoort niet in een landschaps-schilderij thuis. Ook het hek kon ik een tijdje niet loslaten. Eén keer heb ik een muurtje geschilderd, het spoorbruggetje tussen Bears en Jorwert. Dat had een diepe connectie met het werk van Willem van Althuis, met wie ik bevriend was.

Ziek van ambitie, noemde hij zichzelf. Het werk, de kunst kwam altijd op de eerste plaats. ,,Het vak is te serieus om er lullig over te praten.’’ Tot aan het eind van zijn leven bleef hij tot op het bot gemotiveerd, schilderend in naam van Jentje van der Sloot, een schilder die hij, net als Jan Mankes, altijd hogelijk bewonderde. Diens puurheid was voor Sjoerd een ijkpunt. Hij was dan ook diep teleurgesteld dat deze grote Friese schilder geen plek heeft gekregen in Museum Belvédère.

Het werken viel hem de laatste jaren zwaar. Hij had veel last van zijn longkwaal, waardoor hij weinig energie meer had. Toch bleef hij trouw de gang maken naar zijn atelier in Heerenveen. En zo nu en dan liet hij vallen, dat hij Thom toch wel erg miste. Sjoerd is begraven op het kerkhof in Gersloot waar ook Thom zijn laatste rustplaats heeft gevonden. De twee vrienden zijn weer samen. En Sjoerd krijgt het laatste woord: ,,Het landschap is de moeder. De bron van alles. De overeenkomst tussen landschap en de vrouw schuilt in de herbergzaamheid. In beide kun je wonen”.

De foto is van Niels Westra